We beginnen in de Jura, waar we een pasgeboren hertenjong zijn eerste stappen zien zetten. Zijn moeder, de hinde, kijkt waakzaam toe, want er ligt een belager op de loer: de lynx. Deze legendarische grote kat is hier opnieuw geïntroduceerd en wordt wetenschappelijk gevolgd. Stéphane Regazzoni is zo'n wildonderzoeker. In het voorjaar heeft hij een nest met drie pasgeboren jongen gevonden. Twee daarvan leven nog en spelen als jonge katjes in het kreupelhout. Het Franse woud kent nog een legendarisch wezen, een reus die al eeuwenlang het menselijk gewoel aan zich voorbij ziet trekken: de eik. Hij biedt beschutting aan een bonte verzameling leven, maar het is de eekhoorn die deze woudreus de grootste wederdienst bewijst. Hij begraaft eikels ver buiten de schaduw van de boom en vergeet ze vervolgens. Daarmee zorgt de eekhoorn dat in het zonlicht nieuwe eikenbomen kunnen groeien, en zo heeft de eik zich vanuit Italië verspreid en heel Europa gekoloniseerd. We verplaatsen ons naar de ruige kust van Bretagne, waar we getuige zijn van het grote moment in het leven van de jonge zeekoet: zijn eerste vlucht. Dit dier, dat wel iets weg heeft van een ober met vleugels, kan zesduizend kilometer per jaar vliegen, honderdtachtig meter diep duiken en maanden op zee leven. Maar nu krijgt de jonge zeekoet zijn luchtdoop: letterlijk en figuurlijk een sprong in het diepe.

Bron: EO